Maak ze sterk, het boek van Erik Smit en Wietske Noordzij bestaat 10 jaar. Daarom zullen we deze weken elke keer een hoofdstuk uit het boek nemen en daar een blog bij posten. Deze week staat hoofdstuk 11 centraal “Rouw en verdriet”.
Gister schreven we al over rouw en verdriet. En het begeleiden van onze kinderen daarin. Maar hoe zit het dan met ons eigen verdriet?
Vandaag stel ik me voor dat ik je met een dikke knuffel begroet heb bij de deur, daarna zijn we door de keuken gelopen waar ik je koffie aanbood en zijn we aan de grote houten keukentafel aangeschoven. We zitten tegenover elkaar, onze handen omklemmen onze warme mokken koffie. De liefde van ons samen zijn warmt ons gebroken hart.
Tussen ons in staat naast een schaal met koekjes ook een box met tissues. Niet omdat je maar zo snel mogelijk je tranen moet drogen, maar omdat ik je uitnodig je tranen de vrije loop te laten. Je vragen te stellen, je worsteling open te gooien. Je pijn is welkom. Hoe pijnlijk en kwetsbaar het ook voelt.
De vragen waar je kind mee loopt herken je zo goed.
Ik begrijp soms niks meer van dit leven. Het klinkt zo mooi, God heeft je gewild, God houdt van je, maar ondertussen bepaald hij je begin en einde en dat laatste gaat altijd gepaard met zo veel pijn en verdriet bij velen, kinderen, familie, ouders…. we worden even hier neergezet en weer weggerukt en laten een groot verdriet achter.
Waarom?!
Ook ik herken die vraag. Bij mij word ze aangewakkerd door dromen die als zeepbellen kapot werden geprikt. Pijn en gemis door een verhuizing. Gemiste tijd met mijn kinderen door ziekte. Overlijden van een geliefde.
Bij jou is het misschien omdat je huwelijk meer een battlefield lijkt te zijn geworden dan een prachtplek waar je als team samenwerkt. Of je werk waar je maar stuk blijft lopen. Misschien huil je om het kind dat je niet in je armen kan nemen. Om de beelden van het vluchtelingenkamp dat in vlammen op gaat, de kinderen en vrouwen die op de grond slapen en trauma na onvoorstelbaar trauma doormaken. Je kan de onzekerheid van het leven haast niet meer aan. Je kinderen worstelen en lijken de dagen amper door te komen.
Elk hebben we onze worstelingen. Onze moeiten. Die de vragen oproepen. Waarom God? Waarom? Hoezo houdt U van me. Waar bent U dan?
Mooi mens, ik omarm je.
Je vragen, je pijn, je twijfel.
Het is welkom.
Voor jou die met tranen in de ogen en twijfel in het hart probeert te zeggen: Uw liefde is beter dan het leven, daarom prijs ik U met mijn lied (psalm 63). Voor jou, welkom aan de tafel.
God, vandaag zitten we hier. Als mensen in een gebroken wereld. Vol van pijn en verdriet. Met zoveel vragen! Kom ons tegemoet. Kom ons tegemoet Heer! Met Uw troostende armen en woorden. Met U aanwezigheid.
Misschien loop je rond met vragen zoals hierboven gesteld. En vraag je je af of je ze wel stellen mag. Mag je God je twijfel en woede, je frustratie en angst voor de voeten gooien? Een God vol almacht, heerser over het heelal die jou liefheeft, mag je Hem je pijn toe smijten bijna?!
Ik lees je voor uit de Bijbel, uit Klaagliederen:
Deze roep komt van diep. Heel diep. Hoor mij Heer!
Ik weet dat U mijn stem hoort. Luister alstublieft! Hoor mijn zuchten, mijn hulpgeroep. Mijn wanhoop! Altijd als ik roep bent U nabij, U zegt “wees niet bang”. Ik weet dat U het voor ons kan opnemen, ons kan redden!
Luister dan toch. Ik wacht op Uw antwoord. Uw stille stem die me bij mijn naam noemt en sussend fluistert “stil maar, wees niet bang!” Maar ik hoor U niet. Waar bent U?
U lijkt verborgen in de wolken. Geen gebed, geen roep, zelfs niet deze dringt tot U door! U maakt ons tot een hoopje zieligheid. Te bespotten en meelijwekkend zijn we geworden. Angst, onzekerheid, ziekte, afgang en verzwakking houden ons in de greep. Ik huil tranen, mijn kussen is nat, het loopt haast op de vloer. Tranen vloeien, zonder rust, zonder ophouden om de diepe moeiten van mijn gezin. Het zal niet stoppen tot U, Heer, neerkijkt en mij ziet.
Luister dan toch!
Bedenk dat Heer, wat ons is overkomen. Wat er elke dag nog op ons afkomt. Merk het dan toch op! Zie onze vernedering. De aanfluiting die we zijn geworden.
We voelen ons vreemden in ons eigen leven. Ons huis lijkt bezit van mensen die wij niet meer zijn. Onze vooruitgangen, waar we hard voor werkten, worden weer afgebroken. We werken om aan het einde van het verhaal gewoon weer opnieuw te beginnen.
Onze levens, ze zijn zonder rust en vrede. Geluk? We weten niet eens meer wat het is. Onze haren dof, onze levens zonder glans. Heer, mijn hoop is vervlogen! Denk alstublieft, zie me, zie onze nood! We lijken wel zwervers, waar hebben we rust, zijn we nog veilig?
Telkens als ik onze levens en omstandigheden overdenk wordt ik zwaarmoedig en diep ongelukkig.
Ja, ik zie de zonnestralen. De zegeningen.
Ik lees de Bijbel, luister de muziek. Ik hoor de woorden.
Alles lijkt te zeggen:
Geef de hoop niet op. Houd vast.
Echt, God is genadig. Je leeft nog! Hij zorgt voor je.
Elke morgen is een nieuwe dag. Een nieuw avontuur met Hem. Hij is trouw!
Maar Heer, waar is dan de trouw? Uw rust? En fluisterende stem?
Ik zie het niet. Hoor het niet.
Hoort U mij nog?!
Mijn roepen uit de diepte. Het zwarte gat dat mijn bestaan lijkt te zijn geworden.
Heer, U bent toch eeuwig Koning? Uw troon staat er toch voor altijd?
Waarom zou U ons dan voorgoed vergeten? Waarom ons verlaten?
Luister Heer, roep mijn naam, fluister Uw liefde opnieuw.
Breng ons terug bij U. Ja, breng ons terug. Laat het weer worden zoal het was.
(Deze tekst komt uit het Bijbelboek Klaagliederen. In deze volgorde komen voorbij: 3:55-58, 3: 44-50, 5:1-4, 3:17-20, 3:21-23, 5:19-21)
Wij zijn niet de eersten die lijden. Die vragen hebben. Die kinderen hebben moeten begraven. Harde diagnoses te horen kregen. Ziektes dragen. Verliezen. Banen kwijtraken en uitgescholden worden. We zijn niet de eersten die worstelen met ons huwelijk. Met onvervulde verlangens. Met oorlog, honger en pijn. Je bent niet de eersten die God even niet meer kan zien.
Ik geef graag altijd een mooi overzichtelijk antwoord, mooi afgerond. Liefst met een strikje erom.
Maar ik wil niet alleen een theologische verhandeling houden. Een blabla aan Bijbelwoorden. Ik wil Gods liefde met je delen vandaag. Mijn armen om je heen slaan. Je koffie bijvullen en je een nieuwe tissue aanreiken. Meer dan ooit ben je welkom.
Zoals we hier nu samen zitten aan de keukentafel, zoek ik een weg. Een weg van troost. En van waarheid. Ik bied je ruimte voor je zuchten, je klagen. Omdat God je die ruimte geeft. Heer, laat mijn woorden Uw woorden zijn, laat het hart dat ze ontvangt horen wat U tot dit mooie, geliefde mens te zeggen heeft. Laat Uw liefde en genegenheid in alles doorklinken. Leer ons ons verdriet, ons klagen bij U te brengen. Doe een wonder Heer, dat wij allen mogen begrijpen wat Uw liefde is, zelfs als we de dood in de ogen kijken. Ik kan dit niet, maar U kan dit in ons allemaal doen. Een wonder! Amen.